vrijdag 26 februari 2010

Biechten

Het leukste van bloggen is het schaamteloos plaatsen van een schrijfsel dat toch verder niemand anders ooit zal publiceren. Tenzij het echt goed is natuurlijk. Het tweede leukste ding van bloggen zijn de reacties van mensen die iets hebben herkend in wat je schrijft en dit terug koppelen en het zo een “ ding van delen” maken, waardoor je als blogger het gevoel krijgt dat het toch een beetje geldt wat je doet. Heel af en toe duikt er ook iets als een geweten op.
Iemand uit een ver verleden stuurde mij een mail. Ze had mijn blog over “Mooi oud” gelezen.
Ze stelde een boel vragen, de meeste hadden een sarcastische ondertoon, niet helemaal terecht maar wel heel begrijpelijk.
En hier is dan het derde leukste ding van bloggen; je kunt publiekelijk biechten en een soort van schoon schip maken in de chaos van je geweten. Dat hoef je maar een keer te doen, want het bereik is onmetelijk groot zo op het world wide web.
Ik was toch al best wel persoonlijk bezig hier, dus waarom niet? Deze is voor jou K. En ook een beetje voor de twee vrouwen die het wereldje waar we in terecht kwamen niet overleefden.

U moet weten, ik was niet altijd zoals nu. Ach...wie is dat wel.
In haar de tijd van K was ik een echte tuttebel. Ik leefde in een wereld waar het belangrijker was hoe ik er uit zag dan wie ik was. Ik werkte voor Anna Blues-modeontwerpster als model wereldwijd, liep regio-shows en wisselde dit af met werken achter de cocktailbar in nachtclub Gdansk in Groningen. Een bad hair day of wallen onder mijn ogen na een nacht werken waren de drama' s in mijn leven, een pukkel of een extra kilo de ultieme nachtmerrie. Ik leefde in een roes van werken in de horeca, langs de visagisten en stylisten, de catwalk op, af en toe een schoonheidsslaapje en veel party's. Ik was jong en dan houd je dat wel vol. Mijn leven was een feestje, vol met altijd iets nieuws. Nieuwe steden, nieuwe shows, nieuwe kleren, nieuwe bewonderaars en als ik thuis kwam zat er altijd weer een trouwe schare fans aan mijn bar te smachten naar mijn bedwelmende cocktails. Dit leventje beviel mij wel. Ik hoefde nooit erg veel na te denken. Dat deed ik dan ook zo weinig mogelijk.

Alles veranderde toen ik na een zonreisje terug kwam naar Nederland met een gezicht vol roestvlekken, roest van het donkere soort. Ik zag er verschrikkelijk uit en dat werd bevestigd door de starende of juist snel weg-kijkende mensen om mij heen.
Make-up werd mijn oplossing. Ik heb dat nog een half jaar volgehouden en deed net of ik niet merkte dat ik steeds minder opdrachten kreeg. Visagisten houden niet van probleemhuidjes. Pas toen mijn mooie gave velletje veranderd was in een slagveld van verstopte poriƫn, steeds meer roest
en elke dag een uur camoufleren anders durfde ik de deur niet meer uit was voor mij de maat vol en bezocht ik een dermatoloog. Al gauw bleek mijn onschuldige pigment afwijking helemaal niet zo onschuldig en niet zo heel veel later werd een vorm van huidkanker geconstateerd waarvan gelukkig maar een paar plekjes echt kwaadaardig bleken.
Het werk in de mode was toen al over, en achter de bar.. tja, op een nacht was ik zo zat van mijn “masker”. Er was een warme en zweterige atmosfeer en ik voelde me vies onder mijn laag make-up. Ik was het opeens helemaal zat. Zat hoe ik me achter mn masker verstopte om wat iedereen wel zou denken als ik het niet deed, zat van de oppervlakkige behoefte aan bewondering en vooral zat van de tijd en energie die ik steeds stak in het laten zien van iemand die niet meer bestond.
In mijn pauze heb ik toen mijn gezicht helemaal schoongeboend. Ik heb nog even moeite gehad met terug stappen achter die bar, maar nooit spijt gehad van dat moment. Ik zie nog de gezichten en voel nog de overdosis aan reacties, de negatieve, maar die heb ik verdrongen, en de positieve waar ik mee verder ben gegaan.
Ik heb nog 2 x daarna een chirurgische ingreep gehad, waarvan de laatste 2 jaar geleden, omdat in mijn huid zich weer iets verdachts had voorgedaan.
Ik mag nooit meer onbedekt in de zon. Ik raak allang niet meer in paniek bij ieder nieuw plekje. De wereld van mode heb ik geen minuut gemist K, het was mooi zo lang het duurde. Wij waren mooi zo lang het duurde, en daarna begonnen we gewoon met ons leven, waar af en toe een knokpartij bij hoort.
Volgende keer gaat het weer gewoon over kunst. Koenjst.

donderdag 4 februari 2010

Dooimist

Ik stuit aan het eind van deze middag op het woord. “Dooimist.”
Het geeft gelijk een naam aan alle dingen in deze dag, vanaf het eerste vroege begin van wakker worden door de loeiende sirenes door de straten van mijn stad. Een eindeloze echo van de trieste wetenschap, dat er ergens iemand heel erg in nood zit.
Een vreemde tegenstelling, in mijn dromen waren het de galmende gitaren van Pat Metheny en zweefde ik met mijn dierbaren ergens op de eerste rij van de Oosterpoort in Groningen.
Beneden in de keuken is het licht zo grijs dat het bijna hoorbaar druilt.
Nog meer sirenes en niet zomaar ergens, maar een straat verder. Mijn zoontje doet er opgewonden over.
Wanneer we later naar zijn school fietsen, en we de vlammen uit de daken zien spuiten op de onheilsplek merk ik dat ik me erger aan zijn kinderlijke uitspraken. “Oh, cool, nu heb ik echt iets te vertellen in de klas!” Hij is zowat blij. “Sja” reageer ik, “maar wat als er nou iemand gewond is geraakt.” Ik vind het flauw van mezelf dat ik hem zijn spectakel niet gun.
Ik heb een hekel aan ramptoerisme, je vergapen aan de ellende van een ander, maar een brand kan ik blijkbaar niet weerstaan ondanks mezelf en ineens sta ik daar tussen de menigte, maak zelfs een foto.
Ik heb zelf ooit brand gehad in huis en weet hoe snel vuur verslind. Ik sta daar maar, te wensen dat er niemand meer binnen is….
Er komt een jongen langs mij heen gerend. Hij schreeuwt iets. Ik hoor niet wat, maar de toon zorgt dat al mijn haren overeind gaan staan. Hij breekt door het afzetlint en trekt een sprint richting het brandende pand. Hij wordt opgevangen door agenten en mensen van de brandweer. Hij is hysterisch hij schreeuwt en kronkelt en ik zie hem crashen in de armen van de mannen die hem opvangen. Radeloos.
Zou er nog iemand binnen zijn.
Beschaamd tot op mijn nerven frommel ik mijn mobieltje terug in mijn broekzak en maak dat ik wegkom.
Er is nog iemand binnen. De gedachte laat me niet meer los.
Later aan de keukentafel zie ik hoe de tuinen in de verte in mist gehuld zijn. Is het de rook van de brand. Ik zoek op internet steeds naar het laatste nieuws, is het vuur al uit. Laat er niemand binnen zijn. Het beheerst mijn ochtend. Een eindeloze herhaling van naar het raam lopen en de verdrietige grauwheid buiten constateren en terug naar de keukentafel. Ik ben ondertussen in het hoofd van de moeder terecht gekomen van het meisje dat vermist schijnt te zijn. Ze woonde niet eens in het pand maar is te gast, voor het feestje van Vindicat vanavond.

Er was nog iemand binnen. Rond de middag verschijnen de eerste berichten. Ontzet lees ik over de jonge vrouw die gevonden is.
Op het nieuwsfilmpje zie ik de jongen nogmaals instorten. En opnieuw rookwolken, of is het toch mist.

Natuurlijk blijft het zo grijs dweilen vandaag.
Geen mooie klare uitzichten op de wintertuinen vandaag
Sissende tranen in mijn smeltende stad.
Dooimist